Het voormalig poortershuisje uit 1621, met het fraaie, scheef hangende trapgeveltje, gelegen aan het eind van de Binnen-Damsterdiep was een van de meest geliefde stukjes Groningen. Deze prachtige locatie is helaas verdwenen.
Beeldbank Groningen, Groningen Archieven.
Bijna 250 jaar gaf het huisje onderdak aan de portier van de Steentilpoort. Deze portier was ook belast met tol heffen en het afsluiten van het Damsterdiep en werd daarom ook wel de damsluiter van het Damsterdiep genoemd. Een van deze portiers komt nadrukkelijk voor in de geschiedenisboeken van Groningen. Het betreft Eppo van Vreden die in 1672 wordt gearresteerd op verdenking van omkoping. De bisschop van Munster verzocht hem in deze tijden van oorlog om ’s nachts het Damsterdiep niet af te sluiten met een ketting en drijvende boomstam. Een bij de portier aangetroffen brief bewees de omkoping en twee dagen later werd hij op het schavot onthoofd.
In 1856 verloor het huisje haar functie toen de heffingen van in- en uitvoerrechten definitief werden afgeschaft en twee jaar later verkocht de gemeente het poortershuisje door aan de heer H. de Witt. Zestig jaar later, in 1915, kreeg de gemeente het huisje toch weer in bezit voor 2950 gulden na aankoop in openbare veiling. Al snel verschenen er berichten in de pers dat de gemeente het huisje had teruggekocht om het te kunnen slopen vanwege andere plannen met dit deel van de stad.
Maar plannen voor sloop werden echter pas in 1926 concreet. Het poortershuisje zou in vervallen staat verkeren en voor instorting werd gevreesd. De restauratie, die werd geraamd op minstens 16.000 gulden, zou neerkomen op vrijwel een gehele reconstructie van het huisje. Gelijktijdig werden ook plannen ontvouwd voor het dempen van het Damsterdiep om de verkeerssituatie te verbeteren. Omdat het na demping van het Damsterdiep gedaan zou zijn met de beleving van het poortershuisje, werd vooruitlopend op het besluit alvast geopperd dat het dan beter direct gesloopt kon worden in plaats van een dure restauratie. De meerderheid van het college was voor sloop van het huisje.
Het olieverf en de aquarel van het Poortershuisje zijn vermoedelijk tussen 1890 en 1895 door Edzard Koning geschilderd. Hij kwam toen regelmatig in Winschoten om zijn zieke vader te verzorgen en bezocht dan ook geregeld Groningen. De twee werken zijn in ieder geval voor 1926 tot stand gekomen want in dat jaar is de prominent op beide werken aanwezige lindenboom doodgegaan aan een vergiftiging. De prachtige boom vormde één geheel met het poortershuisje en was als het ware hiermee onafscheidelijk.
Uit vreugde dat het poortershuisje werd behouden bood mevrouw Kraus-Groeneveld te “Vosbergen” (Eelde) de gemeente Groningen begin 1927 een nieuwe boom aan. “Moge dan deze boom en evenals het huisje alle levende Groningers overleven en als het kan nog vele geslachten daarna”.
Niet veel later werd de oude, intussen geheel vermolmde, boom door twee kwajongens in brand gestoken. In 1928 werd de nieuwe lindenboom, met al een omvang van 95 cm, gepland.
Na fel protest van omwonenden en Bond Heemschut en de daarop volgende bezwaren door de Commissie voor Monumentenzorg keerden zich steeds meer gemeenteraadsleden tegen de sloopplannen en op 14 februari 1927 werd met 17 tegen 15 stemmen besloten af te zien van sloop. Het huisje moest gerestaureerd worden om het als een historische herinnering en als element van stadsschoon te behouden. Men zag het poortershuisje als een schakel in de grote keten, die het verleden met het heden verbindt en dat weer met de toekomst. Bovendien bleek al snel dat ondanks het moderne verkeer en de toegenomen parkeerdruk de sloop van het huisje niet noodzakelijk was.
Zes jaar later, in 1933, komen er weer plannen voor demping van het Binnen-Damsterdiep en de sloop van het Poortershuisje. Ditmaal onder meer omdat het aantal bodediensten in de stad de laatste jaren flink was toegenomen en er te weinig standplaatsen waren voor de bodewagens. Toen de gemeenteraad dit keer wel instemde met de sloop van het poortershuisje werd wederom bezwaar gemaakt door Bond Heemschut. Ook wendden zich 50 hoogleraren en docenten van de Groningse Universiteit zich tot de Koningin met een verzoekschrift, waarin zij aandrongen op vernietiging van het raadsbesluit tot demping van het Binnen-Damsterdiep en afbraak van het Poortershuisje. Hierop besloot de Minister het besluit van de gemeenteraad voorlopig op te schorten. Op 13 februari 1934 werd het raadsbesluit door De Kroon vernietigd.
De demping van het Binnen-Damsterdiep en de sloop van het Poortershuisje werd geweigerd, omdat het hier een monument van Hoge waarde betreft en dit belangrijke deel van de militaire en economische geschiedenis van de stad Groningen en de ontwikkeling van de plattegrond van de stad niet verloren mocht gaan. “Het Damsterdiep en poortershuisje vormen belangrijke elementen van een bekoorlijk stadsbeeld met een eigen sfeer, wat zou worden aangetast en waarbij historische en esthetische waarden vernietigd worden. Het Poortershuisje ontleent een bijzondere waarde aan zijn schilderachtig aanzien, nog verhoogd door de ligging aan het water van de Binnen-Damsterdiep”. Het vraagstuk parkeren is op een andere wijze op te lossen.
En dan gaat het poortershuisje alsnog verloren. Op 15 april 1945 werd tijdens de bevrijding van Groningen het Poortershuisje in brand geschoten. Het dak was er af en van binnen was het huis geheel uitgebrand. De Rijkscommissie van de Monumentenzorg geeft op 11 december 1946 toestemming om het inmiddels ruïneuze gebouwtje te slopen op voorwaarde dat er een soortgelijk gebouwtje op de plaats herbouwd zou worden en dat alle tijdens de sloop vrijkomende nog bruikbare materialen hergebruikt worden. In de zomer van 1948 wordt het Poortershuisje dan alsnog gesloopt en was ook het laatste overblijfsel van de 17de-eeuwse vestingwerken in de stad Groningen verdwenen. In 1953 werd het Binnen-Damsterdiep gedempt. Het Poortershuisje is niet herbouwd. Gelukkig heeft Edzard Koning in het olieverfschilderij en aquarel van het poortershuis met de lindeboom, gelegen aan het Binnen-Damsterdiep, de nu verdwenen sfeer en de historische herinnering weten vast te leggen.