De kunstschilders van de ‘Haagse Aquarellisten’, opgericht op 5 januari 1955, wilden de subtiele techniek van de ‘zuivere’ aquarel herstellen en onder de aandacht van het publiek brengen. In hun openingsverklaring stelden de oprichters:
“NAAST DE ‘HOLLANDSE AQUARELLISTENKRING’ VOELEN OOK WIJ, HAGENAARS, DE BEHOEFTE OM ONS AANEEN TE SLUITEN EN DOOR GEZAMENLIJKE EXPOSEREN HET BEZIG ZIJN MET WATERVERF ONDERLING TE STIMULEREN. WIJ INSPIREREN ONS VOORNAMELIJK OP HET ENGELSE VOORBEELD, WAARBIJ HET GEBRUIK VAN DEKVERF EN WIT WORDT VERMEDEN”.
De schildersvereniging ‘Haagse Aquarellisten’, maar ook de ‘Hollandse Aquarellistenkring’, propageerden de kunst van het ‘zuivere’ aquarelleren en lieten zich hierbij niet leiden door nieuwe, soms revolutionaire, kunststromingen. Was de aquarel in de tijd van de Haagse School nog een autonome kunstvorm, die op zuivere wijze werd beoefend, in de decennia daarna kreeg de aquarel langzaam een ander karakter. De aquarel transformeerde in een lijntekening met plaatselijk wat kleurige verhoogde of gewassen verf en veel wit of er werd volledig dekkend geschilderd met gouacheverf.
Gebruikmakend van het heldere, transparante water en de kracht van het licht toonden de kunstenaars op zeer treffende wijze alle mogelijkheden die in deze techniek bestaan: de gewassen of gesponsde aquarel, het bereiken van gouacheachtige effecten en het benutten van de levendige werking van het hagelwitte, blank gelaten papier.
De technieken, die zo kenmerkend zijn voor de geaquarelleerde landschappen van de Haagse School, met zilverachtige stranden en duinen, werden door de kunstenaars volledig beheerst. Op het natgehouden papier wisten zij de kleuren breeduit in elkaar over te laten vloeien en door driftig sponsen het licht er door te laten schemeren. In aquarellen met interieurs en stillevens wisten zij, net als de kunstenaars een paar decennia eerder, intieme sferen en schilderachtige effecten op te roepen en de uitgebeelde zichtbare werkelijkheid op te lossen in een doorzichtige waas van oneindige kleurschakeringen en verfijnde kleurcombinaties. Zelfs wanneer het kleurloos glas betrof, dan werd dit in verschillende nuances verbluffend verbeeld, zoals op bijgaande afbeelding.
De perfect uitgevoerde aquarel deed en doet beslist niet onder voor een olieverfschilderij. Aquarellen hebben minder vrijheid dan olieverfschilderijen, want fouten en onkunde zijn direct zichtbaar in de aquarel en kunnen niet worden gecamoufleerd.
Vooraanstaande leden van de ‘Haagse Aquarellisten’ waren onder meer de kunstschilders Herman Bogman (1890-1975), Rudolf de Bruyn Ouboter (1894-1983) en Piet van Boxel (1912-2001).